TENTOONSTELLING FEMKE GERESTEIN

zaterdag 25 mei t/m zondag 23 juni

Hoe dichterbij je een uiterst gedetailleerde tekening van Femke Gerestein (1982) komt, hoe minder precies de realistische uitdrukking blijkt te zijn. Alles lost op in veegjes en streepjes. De fotografische studie die eraan voorafgaat wordt volkomen ontmanteld in de tekening. Ze kiest uit een hele reeks foto’s één momentopname als een verwerking van de actie, van de beweging en vooral van de beleefde ervaring daarvan. De recente tekeningen van Femke Gerestein laten haar vallende lichaam zien. De letterlijke lijfelijkheid ervan is tegelijkertijd zo persoonlijk mogelijk en met de grootste distantie weergegeven. Alleen door afstand te nemen van jezelf kun je rücksichtslos persoonlijk zijn.

Vorig jaar verbleef Femke Gerestein twee maanden in de residentie Het Pompgemaal in Den Helder. Daar onderzocht ze waaraan haar lichaam onderhevig is. In voorafgaand werk had ze zichzelf ingesmeerd met grafiet en op het papier geworpen. Anders dan bij Yves Klein die naakte vrouwen als penseel inzette, had zij met die performatieve benadering niet alleen de bedoeling zichzelf af te drukken of als instrument in te zetten. Het registreren van het oppervlak van haar lichaam en vooral ook van de vallende beweging op het papier was onderdeel van haar werkwijze. Ze zette haar lichaam ook in als een uitbreiding van het materiaal, maar het ging er vooral ook om dat zij zelf de tekening was en die gedaante over kon brengen op het papier. Deze ritualistische tekeningen laten een resultaat zien van een bijna spartelend lichaam dat in het papier probeert te verdwijnen, alsof ze er een doorgang in zoekt.

De tekening die ze in Den Helder maakte gaat nog uit van het met grafiet bedekte lichaam. Om dat veilig te doen smeert ze zich eerst in met Travabon zalf om daarna het grafiet aan te brengen. Ook draagt ze een veiligheidsmasker om het grafietpoeder niet in te ademen. Na afloop moet zij zich grondig afspoelen. Al die handelingen zijn ritueel van aard. Het bedekken met grafiet roept associaties op met de vroegchristelijke manier van boetedoening waarbij een boetekleed werd aangetrokken en as op het hoofd werd gestrooid, zodat men ‘in zak en as’ was. Ook verwijst deze handelende werkwijze naar etnische lichaamsbeschilderingen die een initiatie begeleiden, feestelijk van aard zijn of iemand prepareren op het aangaan van een strijd. Bij Femke Gerestein draagt het hele proces bij aan de concentratie die nodig is om een doorleefde intensiteit over te brengen. Op de tekening van haar vallende lichaam is dat van een afstand allemaal leesbaar. Ze geeft op indringende wijze uitdrukking aan de zelfstandigheid van het lichaam. De foto’s ervoor maakte ze in het duingebied rond het Pompgemaal in Den Helder, de grond waar het lichaam naartoe beweegt bestaat uit korte begroeiing. De schaduw onder het lichaam maakt duidelijk dat het is stilgezet in het naar beneden vallen. Om dat fotografisch goed in beeld te brengen heeft ze eindeloos geëxperimenteerd met camerastandpunten en sprong- en valtechnieken om wat haar voor ogen stond te realiseren. Ze wierp zich niet meer op de tekening, maar in de ruimte, de val als een sprong in de leegte, die zoveel kunsthistorische referenties kent – Yves Klein, Bas Jan Ader, Robert Longo, Hito Steyerl om nog maar te zwijgen van verbeeldingen van Icarus en Ixion.

Deze tekst is afkomstig uit het artikel dat Alex de Vries schreef over zijn atelierbezoek aan Femke Gerestein. Het gehele artikel “Atelierbezoek: Femke Gerestein - het lichaam als onderwerp en voorwerp” is te lezen op de site van Mister Motley.